Cijfers tellen, taal bepaalt
Hoe vaak is vaak? Als je iedere week drie keer een rondje hardloopt, is dat dan vaak? Voor een recreant misschien wel, voor een marathonloper is het kinderspel. En hoe zit het met andere aanduidingen van groottes? Als je elke dag een glas wijn drinkt, is dat veel? Woorden die een hoeveelheid suggereren, zijn zelden precies. In het dagelijks leven is dat niet iets om van wakker te liggen, maar in media, beleid en politiek doet die rek iets met de werkelijkheid.
Onderzoekers bij het Centraal Planbureau kennen deze ongemakkelijke waarheid maar al te goed. Taal is immers niet neutraal, hoe neutraal je hem ook probeert te gebruiken. Taal is als een elastiekje. De een rekt het zover mogelijk uit, de ander is tevreden met de huidige grootte of probeert ‘m zo klein mogelijk te maken. De media kwantificeren graag met taal wat eigenlijk niet in woorden is te vangen, schreef ik eerder in een column. En ook in Den Haag is taal rekbaar.
Occasions op voorraad
Ik moest terugdenken aan onderzoek uit 2020 van hoogleraar wetenschapscommunicatie en Academic Partner van het CPB, Ionica Smeets. Zij onderzocht samen met twee statistici hoe mensen kanswoorden interpreteren, zoals het woord ‘altijd’. Het blijkt dat mensen bij een zin als ‘dit plan lukt altijd’ die kans gemiddeld schatten op zo’n 96 procent. Er zijn zelfs mensen die het op 81 procent houden. Smeets schreef er in een column bij: ‘Misschien is dat dezelfde categorie mensen die op een reclamebord pocht met ‘altijd 50 occasions op voorraad’, terwijl dat in de praktijk hooguit ‘meestal’ is’.
[....]